‘Hier an de Duutse grens, de Duutse grens,
doar lef de wilde homosapiens.
Leven hier das nou toch inmens,
alleen het volk hier an de Duutse grens. *
Hier ligt de grens; gaat ‘die Vechte’ over in ‘de Vecht’. Duits regenwater wordt een Nederlandse rivier. Mensen die eeuwenlang over de rivier hun weg vonden naar het vrije Holland. Handelslieden die textiel en Bentheimer zandsteen naar stapelplaats Zwolle vervoerden. Schippers die met angst en beven vlees en alcohol smokkelden – werden zij betrapt dan werden schip en lading verbeurdverklaard.
Velen die tegen de stroom op in het oosten een betere toekomst zochten. Mensen uit het Avondland die via de Vecht in Pruisen veel en rijke landbouwgrond hoopten te vinden. Handelaren die rijst, tabak en specerijen in het rijke Sint-Petersburg konden verkopen. Velen die niet terugkwamen en hun laatste adem uitbliezen in een ver Slavisch land. Hun laatste gedachten waren:
Denkend aan Holland zie ik brede rivieren
traag door oneindig laagland gaan
rijen ondenkbaar ijle populieren
als hoge pluimen aan de einder staan
en in de geweldige ruimte verzonken
de boerderijen verspreid door het land
boomgroepen, dorpen, geknotte torens
kerken en olmen in een groots verband,
de lucht hangt er laag en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige dampen gesmoord,
en in alle gewesten wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen gevreesd en gehoord. **
* Bökkers: Duutse Grens
** Hendrik Marsman: Denkend aan Holland. Vertaling: Jaap Hoepelman
Hendrik Marsman